Vrijmetselarij : een overzicht

De vrijmetselarij heeft een rijke geschiedenis en heeft over de eeuwen heen een symbolisch karakter weten te behouden, vooral door haar rituelen die voortbouwen op tijdloze universele waarheden en overgeleverde wijsheden uit de nevelen des tijds. Deze elementen geven de vrijmetselarij een spirituele waarde en verbinden de leden met een diepgewortelde traditie binnen de westerse beschaving. De moderne vrijmetselarij is voortgekomen uit de middeleeuwse gilden van metselaars en steenhouwers, die verantwoordelijk waren voor de bouw van belangrijke godsdienstige en burgerlijke structuren. Kathedraalbouwers organiseerden zich in loges, waarbij Johannes als patroonheilige fungeerde.

De vrijmetselarij zoals we die nu kennen, heeft zijn oorsprong in Engeland, waar de moderne of 'speculatieve' vrijmetselarij zich aan het einde van de 17de eeuw in Londen begon te ontwikkelen. Terwijl de term 'freemason' (vrijmetselaar) al in documenten uit 1376 voorkomt, is de exacte betekenis niet duidelijk. Middeleeuwse operatieve metselaars waren rondtrekkende arbeiders die in loges bijeenkwamen om te werken en te verblijven, en de eerste vermelding van deze loges dateert uit 1277. Ze werden geleid door een bouwmeester en moesten lange periodes doorlopen om volledig opgeleide vaklieden te worden.

Met het verval van traditionele bouwplaatsen nam de rol van operatieve loges af, terwijl aristocratische en welgestelde burgers zich aansloten, aangetrokken door de spirituele en universele idealen van de vrijmetselarij. Dit leidde tot de groei van een broederschap die zich richtte op ethische waarden en spirituele ontwikkeling, waarbij de (bouw)symboliek van werktuigen en stenen als basis diende voor morele en metafysische reflectie.

Op 24 juni 1717 verenigden vier Londense loges zich tot de ‘Grand Lodge of London and Westminster’, en in 1723 publiceerde dr. James Anderson de grondslagen van de moderne vrijmetselarij. Deze documenten bevestigden universele principes zoals religieuze verdraagzaamheid, eerbied voor diverse geloofsovertuigingen, en het streven naar morele verbetering. De reguliere vrijmetselarij verspreidde zich snel over Groot-Brittannië, Europa en Amerika, waarbij de kernprincipes behouden bleven ondanks regionale variaties. In sommige landen ontstonden echter irreguliere vormen van vrijmetselarij die afweken van deze fundamenten, waarbij het essentiële aanvaarden van een Opperwezen (door ons de Opperbouwmeester van het Heelal genoemd) werd verworpen, en in sommige landen zelfs een uitgesproken anti-klerikaal karakter kreeg. Ondanks de diversiteit in politieke en religieuze overtuigingen, bleef de nadruk in de reguliere loges liggen op broederschap en het buiten houden van maatschappelijke verdeeldheid binnen de loges. Deze open houding leidde tot spanningen met de katholieke kerk, die zich herhaaldelijk tegen de vrijmetselarij verzette.

De traditionele of reguliere vrijmetselarij is aanwezig in alle landen waar de overheid haar activiteiten beschermt, toelaat of tolereert. De term 'regulier' slaat op het feit dat zij de regels en tradities van de oorspronkelijke instelling naleeft, zoals die overal in de wereld worden aanvaard en die het succes uitmaken van de Orde omdat ze aan de verwachtingen van de leden beantwoorden. Momenteel zijn er in de hele wereld ongeveer 2,5 tot 3 miljoen vrijmetselaars, waarvan zo’n 26.000 in België. Daarvan zijn er ca. 2.000 traditionele vrijmetselaars (lid van de RGLB).

Heden biedt de traditionele vrijmetselarij een ruimte voor persoonlijke groei en reflectie, waarbij de leden hun inzichten en ervaringen met elkaar delen. Dit leidt tot de ontwikkeling van een broederlijke gemeenschap waarin solidariteit en harmonie centraal staan. De symboliek van de tempelbouw, in het bijzonder die van de Tempel van Salomo, vertegenwoordigt de zoektocht naar een betere samenleving en persoonlijke verbetering. Vrijmetselaars worden ingewijd in een gradueel proces dat hen van profanen naar volwaardige leden leidt. De inwijding is gericht op de spirituele en morele verbetering van de leden, die werken aan hun zelfkennis en zingeving.

De vrijmetselarij heeft een duidelijke organisatorische structuur, met lokale loges die onder een overkoepelende 'grootloge' vallen die meestal per land is georganiseerd. Dit systeem maakt het mogelijk om de initiatie en graduele inwijding van leden te waarborgen. Binnen deze structuur zijn de eerste drie graden deze van leerling, gezel en meester, die respectievelijk de verschillende stadia van ontwikkeling van een vrijmetselaar symboliseren. De vrijmetselaars zijn in hun individuele loge gegroepeerd onder het gezag van de voorzittend Meester van de Loge of 'Achtbare Meester' die voor een beperkte duur is verkozen (1 tot 3 jaar). Buiten deze 'blauwe loges' met het driegradenstelsel bestaan er ter verdieping nog verschillende 'vervolggraden' die elk hun eigen historische achtergrond kennen.

Er bestaat echter geen wereldwijd gecentraliseerde organisatie die gezag heeft over het geheel van de vrijmetselarij. Aangezien de structuren van de maçonnieke Orde nationaal zijn georganiseerd, is er per land slechts één “Grootloge” die de exclusieve jurisdictie heeft over alle reguliere loges van dat land. In bepaalde landen zoals de Verenigde Staten bestaat er een Grootloge per staat.

De Reguliere Grootloges – er zijn er in de wereld iets meer dan honderd – werken autonoom, onafhankelijk en soeverein. Elke Grootloge vertoont een eigen karakter met specifieke gebruiken die in zekere mate de lokale mentaliteit en traditie weerspiegelen. Alle Grootloges zijn echter onderling verbonden door een consensus ten aanzien van de beginselen en de gebruiken die de noodzakelijke grondslag van de reguliere vrijmetselarij vormen. Deze gemeenschappelijke criteria worden met een Engelse term aangeduid: de 'Landmarks'. Deze 'landmerken' geven de grenzen aan die niet mogen worden overschreden, zoniet begeeft men zich buiten het domein van de Orde.

De traditionele vrijmetselarij vertegenwoordigt meer dan 80% van het totaal aantal organisaties ter wereld die aangeven dat ze een vorm van vrijmetselarij beoefenen. Hoewel al die organisaties eerbiedwaardig zijn, onderhouden de Obediënties van de traditionele vrijmetselarij die zich op de fundamentele basis- regels baseren, geen officiële contacten met organisaties die een andere vorm van vrijmetselarij beoefenen.De vrijmetselarij kent geen dogma's of vaste doctrines, wat het een open en verdraagzaam genootschap maakt. Dit bevordert de inclusie van diverse geloofsovertuigingen, waarbij leden van verschillende achtergronden samenkomen in de zoektocht naar persoonlijke en collectieve verbetering.

Op het Europese continent dook de vrijmetselarij op in Parijs in 1726 en verspreidde zich daarna ge- leidelijk in onze streken (die toen tot de Oostenrijkse Nederlanden behoorden), het prinsdom Luik en de noordelijke Nederlanden (vóór het ontstaan van het Grootoosten van België in 1833).

De ontwikkeling van het vrijmetselaarslandschap in ons land toont veel gelijkenissen met wat er in Frankrijk gebeurde. De historische en politieke omstandigheden speelden daarbij een grote rol, o.a. de strijd tegen de overheersende invloed van de strijd tegen de Kerk - als machtsinstituut op de maatschappij, op sociaal, politiek en cultureel vlak - tijdens de periode van de oprichting van België in 1830.

In de loop der jaren kon het Grootoosten van België de verleiding niet weerstaan om naar buiten te treden en nam het een steeds radicalere houding aan. Als gevolg van het politieke klimaat liet het in 1854 discussies over politiek en godsdienst toe in de loges. Dit in tegenstelling tot de 'landmerken' van de universele vrijmetselarij. Het Grootoosten liet ook kandidaten toe die getuigden van een fervent atheïsme en schrapte in 1872 eveneens de verwijzing naar de Opperbouwmeester van het Heelal. Deze twee elementen droegen ertoe bij dat deze loges zich steeds meer verwijderden van de gebruiken van de universele vrijmetselarij.

Omwille van deze toestand richtten vijf loges in 1959 de Grootloge van België op, die opnieuw wilde aanknopen met de universele vrijmetselarij. Ze nam een Constitutie aan waarvan de inleidende verklaring voldeed aan de principes van de maçonnieke regulariteit. Op basis hiervan werd de nieuwe Grootloge erkend door haast alle Grootloges in de wereld. Helaas bleek na verloop van tijd dat de Constitutie onvoldoende expliciet was, want al vrij spoedig waren er tekortkomingen die eerst weinig verontrustend leken, maar die in de loop der jaren een scherper karakter kregen. Het ging zelfs zo ver dat de basisprincipes ook door de leiders van de Obediëntie in vraag werden gesteld en dat sommigen onder hen ze zelfs volledig wilden uithollen.

Als gevolg van de dubbelzinnigheid die aldus was ontstaan, verloor de Grootloge van België in het voorjaar van 1979 de erkenning van verscheidene Grootloges en werd het duidelijk dat praktisch al de overige Grootloges dit voorbeeld zouden volgen. Enkele vrijmetselaars van de Grootloge van België bleven echter trouw aan hun engagement en aan de originele regels van de universele vrijmetselarij en wilden daarom tegen deze gang van zaken reageren. Op 15 juni 1979 werd door negen loges de Reguliere Grootloge van België (RGLB) opgericht.

Op die manier bevindt ons land zich in een eerder ongewone situatie met zeven Obediënties. Samen vertegenwoordigen zij twee maçonnieke strekkingen: een traditionele en reguliere strekking (ruim in de meerderheid in de wereld en waarvan alleen de RGLB deel uitmaakt), die vooral spiritueel gericht is en dus de ontwikkeling van de mens centraal stelt) en een andere strekking die meer op de maatschappij gericht is (vooral in Frankrijk en België) en die vrijwillig afstand heeft gedaan van de universele basisregels. Dit fenomeen heeft zich vooral bij ons voorgedaan (nog voor het in Frankrijk ingang vond) en is met name gericht op het veranderen van de sa- menleving doordat de Obediëntie in naam van haar leden bepaalde standpunten inneemt.

Verschillende definities van vrijmetselarij benadrukken verschillende aspecten, zoals de broederlijkheid tussen leden, de initiatie als methode, de hiërarchische structuur, de ethische gemeenschap en de levenshouding van individuele leden. De vrijmetselarij gelooft in de maakbaarheid van de mens en de samenleving, waarbij continu streven naar verbetering en perfectionisme centraal staan. De broederband van vrijmetselaars is een weerspiegeling van een universalistische visie, waarin mensen van diverse sociale, culturele en etnische achtergronden samenkomen. Dit idealisme richt zich op de opbouw van een betere wereld en de ontwikkeling van een kosmopolitische samenleving.

Samenvattend is de vrijmetselarij een veelzijdig en dynamisch genootschap met een rijke geschiedenis, gebaseerd op symboliek, rituelen en een sterke ethische basis. Het biedt leden de mogelijkheid om persoonlijk en spiritueel te groeien, en stimuleert een cultuur van broederschap, solidariteit en voortdurende verbetering. Door de eeuwen heen heeft de vrijmetselarij zich aangepast aan de veranderende sociale contexten, terwijl ze haar kernprincipes en waarden heeft behouden. Deze balans tussen traditie en moderniteit blijft een cruciaal kenmerk van de vrijmetselarij, die ook in de toekomst zal blijven evolueren.

Ontstaan en structuur

Reguliere vrijmetselarij in de moderne context

Organisatorische structuur

Geschiedenis van de vrijmetselarij in België

Samengevat